maandag 29 april 2013

Publicatie: Een inleiding tot het Nationaal-Syndicalisme



Het Nationaal-Syndicalistisch Platform heeft de brochure “Een inleiding tot het Nationaal-Syndicalisme” uitgegeven. In deze brochure wordt een korte uiteenzetting gegeven over de historische ontwikkeling van het Nationaal-Syndicalisme en de relevantie van deze theorie in de 21ste eeuw. Van de theorie van Georges Sorel zijn Revolutionair-Syndicalisme, de Nationaal-Syndicalistische praktijk van Arturo Labriola en Alceste de Ambris in Italië, tot de opkomst van het Mussolini Fascisme, wordt behandeld in deze 16 pagina’s tellende publicatie.


vrijdag 26 april 2013

NGO's: Instrumenten van het Imperialisme


Door de gehele geschiedenis heeft de gevestigde orde, die uit een kleine minderheid bestaat, altijd vertrouwd op het staatsapparaat en sociale instituties (zoals de kerk) om hun macht, winsten en privileges te behouden. In de recente geschiedenis zien we echter de opkomst van een nieuw soort sociale institutie in de vorm van "niet-gouvernementele organisaties", beter bekend als NGO's. Deze NGO's dienen eenzelfde functie als de sociale instituties van weleer, namelijk het uitoefenen van controle en ideologische mystificatie.
Voorbeelden van dit soort “nieuwe” organisaties zijn mensenrechtenorganisaties zoals "Amnesty International", of liberaal-democratische organisaties zoals de "National Endowment for Democracy". Momenteel zijn er wereldwijd ongeveer 50.000 van deze NGO's die ongeveer 10 miljard aan subsidies ontvangen van de internationale financiële instituties. In veel gevallen zijn deze organisaties in samenwerking met corporate en financiële topmannen, direct of indirect verantwoordelijk voor beleidsbeslissingen die miljoenen mensen beïnvloeden.
NGO's zijn invloedrijke belangrijke politieke en sociale spelers, die zich met name in de derde wereld manifesteren - in Oost-Europa, Zuid-Amerika, Afrika en Azië - maar eveneens een sterke binding hebben met hun belangrijkste financiers in Europa en de Verenigde Staten. Door de overtuigingskracht van deze organisaties met hun economische en politieke macht, blijft enige vorm van kritiek richting de NGO's, hun negatieve uitwerking en hun verbondenheid met het kapitaal, vanuit linkse organisaties uit de zogenaamde "progressieve wereld" met haar democratische mensenrechten retoriek, grotendeels uit. Men kan zelfs met recht stellen dat de NGO's erin geslaagd zijn om de linkse beweging en haar organisaties voor een groot deel te infiltreren, met name haar ambitieuze intellectuele strategisten en organisatorische leiders die hun slecht betaalde idealen verruilden voor een goedbetaalde baan binnen een NGO.

Een aanzienlijk deel van de kritiek vanuit de linkse beweging beperkt zich dan ook tot die instituties (IMF, Wereldbank, Multinationals, enz), die de economische agenda bepalen voor de uitbuiting van de wereld. Hierbij wordt echter vergeten dat deze uitbuiting ook op socio-politiek niveau plaats vindt en dit is nu juist waar NGO's een centrale rol spelen. Enerzijds bekritiseren NGO's vermeende dictaturen en mensenrechtenschendingen en anderzijds werken ze met radicale socio-politieke bewegingen samen om volksbewegingen te laten collaboreren met de kapitalistische belangen die hun instituties en projecten financieren.
Met de opkomst van nationale en revolutionaire bewegingen die de imperialistische hegemonie bedreigen, schieten de NGO's al snel als paddestoelen uit de grond. Volksopstanden worden gefinancierd en gemanipuleerd met miljoenen aan fondsen vanuit buitenlandse agentschappen. Onder de sluier van "constructieve projecten" rekruteren NGO's lokale leiders en groepen om "de realiteit van het neoliberalisme" te omarmen. Terwijl het IMF en de Wereldbank privatiseringen van bovenaf opleggen, werken NGO's met hen samen door voor een privatisering vanaf de basis te pleiten.
In werkelijkheid zijn NGO's geenszins niet-gouvernementele organisaties. Zij worden direct of indirect gesubsidieerd door overheden of worden gefinancierd door corporate privé fondsen. Hun programma's worden niet bepaald door lokale initiatieven of nationale groepen, maar door buitenlandse donoren die de prestaties van de NGO's meten volgens hun eigen criteria en belangen. NGO's bevorderen een cultureel en economisch imperialisme; het globalisme. De agenda van NGO's loopt dan ook grotendeels synchroon met dat van het Westers globalistisch-imperialisme. Wil ditzelfde Westers globalistisch-imperialisme een regime omverwerpen, dan zullen NGO's eenzijdig de nadruk leggen op de vermeende mensenrechtenschendingen of het ondemocratisch karakter van dat regime, om zo de weg voor militaire interventie vrij te maken. Projecten worden vormgegeven volgens de richtlijnen en prioriteiten van imperialistische instituties en conform neoliberale maatstaven.
Het is geen toeval dat waar NGO's dominant werden binnen bepaalde naties of tijdens volksopstanden, onafhankelijke revolutionaire actie afnam en het neoliberalisme onbetwist bleef. De groei van NGO's valt samen met de globalisering, de verspreiding van het neoliberalisme en de toename van de armoede wereldwijd. Revolutionaire bewegingen en regimes zijn geneutraliseerd, en sociale bewegingen geïnfiltreerd  door NGO's. De algemene filosofie van de NGO’s is om zogenaamde “solidariteit” te transformeren in collaboratie met- en onderwerping aan het neoliberale globalistische systeem.
De concentratie van kapitaal en de groei van economische ongelijkheid neemt enkel toe dankzij de “zelfhulp” die de NGO’s bieden met hun micro ondernemingen. Terwijl instituties zoals de Wereldbank en het IMF de agrarische wereldhandel, die miljoenen boeren uitbuit en hectares aan land vergiftigt, exporteren, financieren ze tegelijkertijd de NGO’s en hun microprojecten. Deze ideologie van zogenaamde “solidariteit” verbindt de armen aan de basis via NGO’s met de neoliberalen aan de top. Zij fungeren als intellectuele politiemannen die definiëren wat acceptabel onderzoek is en die perspectieven over nationale bevrijding of klassenstrijd eruit filteren. Nationalisten en andere revolutionairen worden gestigmatiseerd als “extremisten”, terwijl de NGO’s zichzelf als “sociale wetenschappers” presenteren.
Dus hoewel de NGO’s op het eerste gezicht nobele en oprechte initiatieven lijken te zijn, dienen zij een meer duister doel. Met hun globalistische retoriek en fondsen vanuit de corporate wereld vormen zij de “radicale vleugel” van de gevestigde neoliberale wereldorde. De NGO is slechts een nieuwe strategie van het imperialisme; terwijl het IMF en de Wereldbank de nationale elites vanaf de top bewerken om zo de economie te plunderen, zorgen de NGO’s voor aanvullende activiteiten aan de basis waar zij de onvrede die door het plunderen van de economie ontstaat, neutraliseren of fragmenteren. Laat eenieder die zich met de mensenrechten retoriek van NGO’s zoals “Amnesty International”, “National Endowment for Democracy” en aanverwante organisaties bedient zich hiervan bewust zijn…    
    

maandag 15 april 2013

Ramiro Ledesma Ramos: Nationaal-Bolsjewiek?


Het is vandaag de dag lastig om over het Nationaal-Syndicalisme en haar grondlegger Ramiro Ledesma Ramos te praten. Dit is met name, omdat 38 jaar na de dood van Franco (hij stierf op 20 november 1975) officiele historici, de media en de meest rancuneuze mensen, of deze nu rechts of links zijn, zonder enige historische nauwgezetheid het Nationaal-Syndicalisme nog steeds valselijk met het Franco regime verbinden.  

Op 19 April 1937, door middel van de goedkeuring van het "decreet van eenmaking", creëerden Franco en Serrano Suñer een bastaard; genaamd de "FE-JONS". Van de oorspronkelijke JONS (Juntas de Ofensiva Nacional Sindicalista) bleef enkel de leus "Voor god, voor Spanje en voor de Nationaal-Syndicalistische revolutie" nog bestaan. Alhoewel er toen van een ware Nationaal-Syndicalistische revolutie al lang geen sprake meer was. Het Spaanse volk bleef bijna 40 jaar gevangen in Nationaal-Syndicalistische retoriek, maar zonder de bijbehorende essentie; de Nationaal-Syndicalistische geest en ideologie. Alles wat als Nationaal-Syndicalisme gerepresenteerd werd, was verstoord door de reactionaire elementen van het opkomende regime; de technocraten van Opus Dei, monarchisten en reactionair rechts. Alles met de rugdekking van de in Spanje zeer invloedrijke Katholieke kerk en het leger.

Ondertussen werden de authentieke Nationaal-Syndicalisten monddood gemaakt. Prominente JONS leden zoals Manuel Hedilla, Ruiz Castillejos, De los Santos en Chamarro werden tot de dood veroordeeld. Félix Gómez en Ángel Alcázar de Velasco moesten levenslang dwangarbeid verrichten, terwijl anderen jaren gevangenisstraf opgelegd kregen. Hun misdaad; verzet tegen het "decreet van eenmaking" en tegen het vergooien van het oorspronkelijke Nationaal-Syndicalistisch ideaal.

Sommige Nationaal-Syndicalisten dachten  dat zij door zich aan te sluiten bij het regime van generaal Franco hier invloed op uit konden oefenen. Terwijl de meeste leden uiteindelijk de "eenwording" met tegenzin accepteerden, riepen de meest vastberaden en compromisloze leden echter op tot een clandestiene strijd. Deze instelling was begrijpelijk voor een organisatie die op haar einde bijna volledig geïnfiltreerd was door de meest reactionaire en rechtse elementen. Zij misbruikten het Nationaal-Syndicalisme enkel om als politieke springplank te dienen en het te veranderen in een knuppelende bewaker van de bourgeoisie.

Als José Antonio Primo de Rivera (stichter van de Falange) de kritieken van Ramiro Ledesma Ramos had begrepen en geaccepteerd, had het lot van het Nationaal-Syndicalisme er ongetwijfeld compleet anders uit gezien. Beiden werden geëxecuteerd door het Franco regime, maar feitelijk stierven zij al dag na dag stukje bij beetje door en onder het reactionaire regime dat de oprechte idealen van het Nationaal-Syndicalisme veranderden in een vage schaduw van wat het eens geweest was.

Als het Nationaal-Bolsjewisme gedefinieerd kan worden als de harmonieuze unie van de meest radicale opvattingen van het nationaal en het sociaal revolutionaire, kunnen we met recht concluderen dat Ramiro Ledesma zeker als een Nationaal-Bolsjewiek geclassificeerd kan worden. Ramiro verenigde twee werelden: enerzijds het nationale idee; het vaderland als een historische onderneming en het historische bestaan van alle Spanjaarden, anderzijds het sociale idee; de socialistische economie die voor het brood en de economische welvaart van het gehele Spaanse volk moest zorgen.    

Sinds het begin wilden Ramiro en zijn JONS een brede proletarische basis creëren en alle arbeiders achter de nationale zaak verenigen. Dit was een trouwe weerspiegeling van hun sociale afkomst: het JONS bestond voornamelijk uit proletariërs, boeren en radicale intellectuelen die zich hartstochtelijk tegen de bourgeois orde verzetten.  

Ramiro veroordeelde zeer krachtig de rol van reactionair rechts en kenmerkte hen als het grootste kwaad dat het volk bedreigde. Hij verwierp hun "valse patriottisme"; met name dat van de klerikale krachten met hun geheime sacristieën. "Elke dag wordt het duidelijker dat de nationale zwakte van Spanje grotendeels voortkomt uit het valse en kille patriottisme van reactionair rechts" aldus Ramiro.    

Ramiro koppelde het lot van de volksgemeenschap altijd aan de eerlijke verdeling van haar rijkdom. Hij wilde de invloed van de parasitaire bankiers tegen gaan door de banken te nationaliseren, speculatie te verbieden en uitbuiting volledig uit te roeien. De JONS eiste een democratische garantie omtrent de volkseconomie; regulatie van de renteheffing; democratisering van het krediet; afschaffing van de gedwongen werkeloosheid; gelijkheid voor alle elementen die zich met productie bezig hielden en afschaffing van alle klasse privileges.

Net als andere Nationaal-Bolsjewieken van zijn tijd, aarzelde hij geen moment om het fascisme te bekritiseren als het te rechts en te reactionair werd. Hij stelde dat hoewel het fascisme de burgerlijke instituties van de bourgeoisie verslagen had en de proletariërs een nieuw moraal en politiek optimisme gegeven had, het er nog geenszins in geslaagd was om het groot kapitaal en de grootgrondbezitters te verslaan. Ramiro twijfelde eraan of het fascisme wel in staat was om het kapitalistisch systeem te elimineren, ten gunste van een nieuw regime dat zich baseert op de noden van het volk. Dit was dan ook een van de belangrijkste redenen waarom zijn kritieken gemarginaliseerd werden onder het regime van Franco, dat haar macht voornamelijk te danken had aan dat financierkapitalisme. 

Volgens Ramiro waren fascisten zoals Mussolini, Mosely en Primo de Rivera ingebed in geprivilegieerde sociale klassen en collaboreerden zij met alle reactionaire elementen binnen de samenleving. Hij sprak zich openlijk uit tegen de grootgrondbezitters en de feodale hordes die het land afnamen van de kleine boeren die het cultiveerden. Het Spaanse land was de natie en dus eiste hij nationalisatie van de vele miljoenen hectaren land die eigendom van de grootgrondbezitters waren. De JONS onder Ramiro nam nadrukkelijk afstand van de bourgeois vulgariteit en riep op tot een nationaal-proletarische revolutie waarin het nationale en sociale, het vaderland en de arbeid, verenigd werden.

Net als Duitse Nationaal-Bolsjewieken zoals Ernst Niekisch, die toenadering tot de Sovjet Unie zochten, erkende Ramiro Ledesma Ramos dat het Sovjet communisme zich steeds meer tot een waar Nationaal-Communisme ontwikkelde. Volgens hem nam Stalin afstand van de Leninistische idealen van de wereldrevolutie, ten gunste van de nationale Russische revolutie. Het mag echter duidelijk zijn dat Ramiro geen echte communist was, hij legde de nadruk nog steeds voornamelijk op het nationale idee, dat de culturele en historische waarden omvatte, die hij erkende als het belangrijkste nalatenschap van zijn natie.