zondag 6 januari 2013

Agostino Lanzillo: De Zuiverende Oorlog


De in Italië geboren en getogen Agostino Lanzillo (1886-1952) was een discipel van Sorel en Pareta. De teksten van zijn hand bevatten een eigen interpretatie van Soreliaans syndicalisme en Paretiaans elitarisme. Hij was als journalist actief in de revolutionair syndicalistische beweging en sloot zich in 1914 bij Mussolini aan als staflid bij Popolo d’Italia. Zijn werk is nog steeds relevant in de context van de hedendaagse crisis en aan de vooravond van wellicht een nieuwe grote revolutionaire maatschappelijke transformatie.

“Het leek erop dat de kapitalistische klassen zelf als resultaat van hun uitgebreide en complexe netwerk van belangen, dat hen deed verenigen, de oorlog konden voorkomen; als bijgevolg dacht men dat het internationale proletariaat geconfronteerd met de onvermijdelijke dreiging van ongelimiteerde oorlog een revolutionaire beweging zou gaan maken. Echter toen de oorlog daadwerkelijk uitbrak bleek hoe verkeerd de socialistische voorspellingen waren: er was geen revolutionaire oppositie en de vijandelijkheden begonnen met de volledige en onvoorwaardelijke steun van de gehele natie.

Dit was het moment van de crisis: een gehele lijn van gedachten en actie werd gewist; de historische en ideologische structuur van het socialisme, dat de 19de en eerste helft van de 20ste eeuw domineerde, stortte ineen en zaken namen een andere wending in contrast met dat van het socialisme.

In haar algemene opvatting, werd het socialisme gestoeld op klassenverschillen en de politieke evaluatie van deze verschillen: de oorlog heeft deze klassen achter zich gelaten en de natie een sterk gevoel van nationale eenheid terug gegeven. Socialisme baseert haar argumenten enkel op de diametrische oppositie van belangen binnen individuele landen en de oorlog liet de mogelijkheid zien om deze belangen te verenigen in de wil om een gemeenschappelijk erfgoed en gemeenschappelijke idealen te verdedigen met geweld. Een dergelijk hard bevochten conflict tussen volkeren en naties kan niet worden uitgelegd zonder de erkenning van een interne overeenkomst binnen deze volkeren; de algehele steun van alle klassen en dus ook die van de werkende klassen.

De kapitalistische samenleving heeft de wetenschappelijke benadering waar zij zichzelf op baseerde al snel achter zich gelaten en haar gehele organisatie is fundamenteel getransformeerd. Haar economische, juridische en politieke structuren zijn veranderd. Haar Laissez-Faire economische principes zijn verworpen door haar praktijk, wat leidde tot de ineenstorting van de geest der verovering, die het kapitalisme een zeer kort maar zeer intens moment van inspiratie gaf. Vanaf die tijd (de Franse revolutie) verviel de bourgeoisie in een onvermijdelijke aftakeling.

Haar creatieve en scheppende geest werd gebroken. Pacifisme vormt het meest gekarakteriseerde symptoom van deze tweede fase van onze samenleving. Pacifisme is het resultaat van de neiging om een equilibrium (evenwicht) te vinden; de noodzaak om te conserveren, tot een halt te komen. Pacifisme is de meest authentieke manifestatie van een maatschappelijk gebrek aan revolutionaire geest. De kapitalistische samenleving reageert pacifistisch om zowel tegenwicht te bieden aan de druk van klassenstrijd, alsmede tegen de druk van historische, economische en sociale conflicten tussen naties.

De trend richting pacifisme domineerde elk Europees land eind van de 19de eeuw. In bijna alle landen vormden nationalistische bewegingen minderheidsfracties. We moeten dus onthouden dat de nationalistische beweging uiterst recent is. Deze ontstonden rond 1900 in Frankrijk en in 1908 in Italië. Kort gezegd is dit een symptoom van de opening van een nieuwe historische horizon. Het is geen toeval dat zowel nationalistische als syndicalistische bewegingen tegelijkertijd verschenen.

Met deze dubbele reactie begon de wereldcrisis. De wederopstand van nationale ideologieën en de uitgesproken veranderingen in de houding van de arbeidersbeweging die het syndicalisme bracht, representeert een tendens richting de hervormingen van het allergrootste belang. De optimistische, pacifistische en reformistische democratische processen waren al te ver ontwikkeld, om door deze tendensen gestopt te worden, ongeacht of deze zich baseerden op de creatie van een nieuwe bourgeoisie, imperialistische ideeën of een hernieuwde geest van proletarische klassenstrijd. De decadentie van de maatschappij was te ver gevorderd en was te complex geworden, om gestopt te worden door normale middelen en door minderheidsbewegingen.

Oorlog is een reactie op verval. Oorlog is het bewijs dat de maatschappij niet kan ineenstorten omdat het iets ondefinieerbaars kent, dat ontpopt als een nieuwe uitgroei uit een oude verrotte boomstronk. Het bevestigt de oneindige kwaliteit van het leven.

Toen het leek dat de bestaande samenleving zich ging uitkristalliseren in vaste vormen, toen de krachten van rationalisme en intellectualisme leken te overwinnen om zo de historische cyclus van het kapitalisme te sluiten in strikte en rigide vormen, brak er vanuit een donderstorm een uitbarsting van een allesomvattende oorlog tussen naties. Ideeën, systemen en instituties storten ineen. De economie werd getransformeerd en alles dat eens stabiel leek werd vernietigd. Het was revolutie. Deze revolutie was de uitkomst van een eeuw vol gebeurtenissen, omdat het een oplossing had opgedrongen voor bepaalde historische, ethische, sociale en psychologische problemen.

Als de finale van een Beethovens symfonie nam deze oorlog alle thema’s in zich op die in het historische schema voorkomen en die onopgelost zijn gebleven. Het is de crisis der crisissen, de conclusie van elke gebeurtenis die men heeft laten wachten. Deze oorlog heeft de dichtste verbinding met de grote (Franse) revolutie. Elk van ons voelt instinctief dat dit moment, dit epiloog van deze grote tragedie die zich op slagvelden voltrekt, morgen leidt tot een grote, radicale en onvoorspelbare transformatie. Het is een universele oorlog die bouwt op de meest diepe, diverse en essentiële activiteiten van geest.

De belangrijkste reden voor de nederlaag van het socialisme ligt erin dat zij gevallen is voor de optimistische ideeën van de democratie. We kunnen dan ook zien dat de waarheid van het syndicalisme ligt in haar langdurige oppositie tegen het democratisch optimisme en het socialistisch materialisme. Haar kracht ligt in haar oneindige belang in het ontwikkelen van proletarisch bewustzijn, die afkeer heeft voor de zieke en corrupte mentaliteit van de bourgeoisie.

De antiparlementaire strijd van syndicalisten in Italië en Frankrijk is de meest glorieuze manifestatie van syndicalistische activiteit en staat wellicht aan de geboorte van de naoorlogse toekomst. Geen van de syndicalistische kritieken is beter gegrond dan hun weigering om de legitimiteit te erkennen van de strikt electorale mentaliteit van de bourgeois en socialistische partijen. De moderne samenleving geconfronteerd met het gevaar van de oorlog wordt zichtbaar getransformeerd en adopteert de psychologische houding die voldoet aan de eisen van deze tijd. Dus zullen we naar alle waarschijnlijkheid de formatie van een nieuwe ideologie meemaken die zich aanpast aan de historische situatie en eisen van een nieuwe beschaving.“


Geen opmerkingen:

Een reactie posten