dinsdag 24 juli 2012

Oorlog tegen de "menselijkheid"


"Wanneer een staat tegen zijn politieke vijand vecht uit de naam van menselijkheid, is het geen oorlog in het belang van de menselijkheid, maar een oorlog waarin een bepaalde staat zichzelf een universeel concept tegen haar militaire tegenstander probeert toe te eigenen. Ten koste van haar tegenstander, probeert het zichzelf te identificeren met menselijkheid op eenzelfde manier dat vrede, recht, vooruitgang en beschaving kan worden misbruikt en geclaimd kan worden voor het eigene, terwijl de vijand hetzelfde wordt ontzegd.”

Carl Schmitt

Dit proces zien we tegenwoordig terug bij de ontmenselijking van de zogenaamde "terroristen" (de vermeende "vijand") en lijkt vandaag de dag meer uitgesproken te zijn sinds de aanslagen van 9/11. Men kan niet over barbarisme spreken zonder het tegenover de beschaving te stellen. In dit geval beweren Westerse politici dat de barbaren - de zogenaamde "terroristen" - "alle beschaafde mensen" hebben aangevallen. Paus Benedictus XVI was zelfs meer expliciet door de aanslagen in Madrid te bestempelen als "een barbaarse daad tegen de mensheid". Als consequentie hiervan is het enkel natuurlijk om te redeneren dat "de zelfmoord terrorist de normale menselijke logica tart". Als we hierbij het misbruik van het woord "logica" negeren, zien we wederom dat Westerse waarden hier worden verward met menselijke waarden. Een korte blik op de menselijke geschiedenis laat ons immers zien dat het hedendaagse Westen met haar obsessie voor comfort en veiligheid juist een behoorlijke uitzondering vormt. Met dit in ons achterhoofd wordt het langzaam maar zeker duidelijk dat de bereidheid om het eigen leven te geven, wellicht de ultieme breuk is met de fixatie van de moderne Westerse wereld op het individu.

Als het gaat over een oorlog die gevochten wordt in naam van "menselijkheid" of om het beschermen van "mensenrechten" dan neemt deze meestal brutere en wredere vormen aan dan andere oorlogen, omdat de vijand ontmenselijkt wordt. Geen grotere wreedheden zijn begaan dan onder het mom van de "menselijkheid". Feitelijk sluit het concept van menselijkheid het concept van een vijand uit, omdat de vijand simpelweg niet ophoudt met mens te zijn. Er is dus geen specifieke differentiatie in dat concept. Het concept van menselijkheid is bij uitstek bruikbaar als ideologisch instrument voor imperialistische expansie. In haar ethisch-humanitaire vorm is het een specifiek werktuig van het moderne economische imperialisme. Door het woord "menselijkheid" te confisqueren en deze term te monopoliseren wordt de vijand de kwaliteit van mens zijn ontzegd. Hierdoor wordt de vijand feitelijk geheel vogelvrij verklaard. Oorlog wordt daardoor gedreven door de meest extreme inhumaniteit.

Het moderne imperialisme is gebaseerd op pure economische macht en zal natuurlijk proberen om wereldwijde omstandigheden te creëren die het toestaan om economische middelen te beheren, oftewel krediet te vernietigen, grondstoffen te verslinden, de munteenheid van anderen te vernietigen enzovoorts. Iedere poging van mensen om zichzelf terug te trekken uit de effecten van deze "vreedzame" methoden, wordt door dit imperialisme als extra economische macht beschouwd. Om dit soort middelen toe te passen is een nieuwe essentiële pacifistische vocabulaire ontwikkeld. Oorlog wordt ten strengste veroordeeld, maar executies, sancties, strafexpedities, pacificaties, de beveiligingen van verdragen, internationale politie, en maatregelen om de vrede te verzekeren blijven gewoon bestaan. De tegenstander wordt dus niet langer "vijand" genoemd, maar "een verstoorder van de vrede" en is daarmee veroordeeld om vogelvrije verklaard te worden binnen de mensheid. Een oorlog om economische macht uit te breiden moet met behulp van geraffineerde propaganda veranderd worden in een ware kruistocht en de laatste oorlog van de mensheid.

Wat we zien in het "Islamisme", of de "politieke Islam" in het algemeen, en met name op het vlak van de martelaars operaties, is een ware revolutie tegen de moderne wereld. Deze stroming is uiteraard niet geïsoleerd en beperkt tot de Islamitische wereld. Het kent een aantal verschillende expressies, maar is momenteel het meest zichtbaar in de Moslim wereld. In 1930 geloofde Ernst Niekisch al dat Duitsland haar weg terug naar zichzelf via Moskou zou vinden. Wellicht dat vandaag de dag de weg van de Westerse volkeren terug naar zichzelf, via Mekka zal lopen.

Wees echter niet bang, onze Westerse politici verzekeren ons dat het geen "botsing van beschavingen" is die wij aanschouwen. Zij vertellen ons feitelijk dat er niets mis is met Moslims zolang zij zich maar onderwerpen aan de Westerse levensstijl. Hier zien we wederom een prachtig beeld van de oneindige gulheid en tolerantie van de multi-culturalisten. Recente onderzoeken tonen aan dat ondanks de individualisering, "gelijkheid" en de complete afwezigheid van waarden de Westerse jeugd nog steeds zeer ongelukkig is. Dat op zichzelf is juist het fundamentele probleem. De afwezigheid van identiteit en eigenheid is niet beperkt tot de oorspronkelijke Europese populatie (ongeacht wat sommige burgerlijke nationalisten beweren). De ontworteling en ontheemding van de moderne Westerse wereld wordt juist nog duidelijker bij de tweede generatie van niet-Westerse immigranten. Sommigen proberen de gefrustreerde, gedegradeerde jonge getto retoriek te gebruiken.

Een aantal van hen geloven nu dat zij hun identiteit hervonden hebben. Sommige Moslim “terroristen” uit het Westen waren nog maar recent tot de Islam bekeerd. De meeste studies over dit onderwerp tonen aan dat zelfmoordterroristen over het algemeen goed geschoold zijn, uit de sociale middenklasse komen en in relatief “geïntegreerde” families opgegroeid zijn. In andere woorden; het profiel van de vermeende zelfmoord "terrorist" lijkt juist vrij typisch en algemeen te zijn. Als we vervolgens de liberalen moeten geloven is het tegengif voor "fundamentalisme" meer van hetzelfde; meer gelijkheid, meer democratie, meer secularisatie enzovoorts. Kortom meer Westerse "waarden" die voor nog meer van de ontworteling en ontheemding zorgen die de moderne Westerse wereld karakteriseert.

Pacifisme zal opstaan en vallen met de tijd. Een periode van verveling of een die grote ideeën ontbeert zal het altijd ruim toegang hieraan geven. En terecht, voor jonge mannen die geen groter doel voor ogen hebben, waarom zouden zij zichzelf opofferen? Echter anderzijds wanneer zij dit wel hebben, zullen zij uit eigen wil toegeven aan de kracht van een hoger doel. De noodzaak voor heroïsme en de drang naar mythen zal altijd blijven bestaan. De strijd om het eeuwige te hervinden gaat onverminderd door. Onze sterkere en dieper gerealiseerde wil tot macht zal het tij doen keren. Op naar de overwinning!


maandag 16 juli 2012

Woorden, Bloed, Programma's en Strijdverbonden


Tijdens de conservatieve revolutie begin vorige eeuw ontwikkelden denkers als Ernst Jünger en Ernst Niekisch een alternatief socialisme gebaseerd op een model geïnspireerd door Friedrich Nietzsche. Niet socialisme als doctrine, maar als de vitale expressie van een opkomende mensheid, waarvan haar instincten nog steeds sterk, gezond en intact waren. Deze conservatief revolutionairen projecteerden zichzelf als de jonge generatie van Duitse nationalisten, wiens missiebereidheid en gedeelde identiteit grotendeels groeiden uit de eerste wereld oorlog. Deze oorlog had een nieuw nationalisme voortgebracht dat fundamenteel verschilde van het nationalisme dat hen voor ging. Het verschil tussen het oude en het nieuwe nationalisme en de zoektocht naar een unieke plaats voor dit nieuwe nationalisme in het politieke landschap van de Weimar republiek werd in 1929 uiteen gezet in het Deutsches Volkstum. Hier werd betoogd dat na 1919 eenieder had aangenomen dat iedere poging tot een coup d’êtat vanuit het conservatieve kamp erop gericht zou zijn om het concrete verleden te restaureren. Echter 10 jaar later had de politieke discussie dit primitieve denken overstegen en werd de conservatieve reactie achtergelaten. Deze politieke discussie had echter nog niet het punt bereikt waarop het een duidelijk geformuleerd alternatief kon bieden.

Hoewel de ene stroming binnen de conservatieve revolutie tot doel had om het socialisme te herdefiniëren, maar regelmatig terug viel in de traditie van rechts denken, had een andere stroming tot doel om rechts dichter naar het traditionele socialisme te trekken - de nationaal-revolutionairen. De belangrijkste groepen binnen deze stroming werden vertegenwoordigd door de Widerstand cirkel van Ernst Niekisch en de groep van sociaal-revolutionaire nationalisten van Karl O Paetel, die connecties hadden met de linkervleugel van de NSDAP - vertegenwoordigd door de gebroeders Strasser. Deze groepen hadden een voorkeur voor een alliantie tussen de Sovjet Unie en Duitsland, om gezamenlijk te strijden tegen het kapitalistische Westen. Waar de Duitse socialisten van de conservatieve revolutie geen duidelijke methode formuleerden over hoe zij de alomvattende sociale en economische gemeenschap die zij voor ogen hadden, wilden bereiken, riepen de nationaal-revolutionairen jonge nationalisten op om een front te vormen met het proletariaat. Zij beschouwden de uitbraak van de proletarische revolutie als de dag van afrekening voor de revolutionaire nationalistische beweging.

De conservatieve revolutionairen gingen verschillende fases door in hun houding tegenover politieke programma's. Zij namen afstand van de roep om duidelijkheid over politieke doelstellingen en ontwikkelden zich richting een anti-programmatisch activisme. Het ideaal van een sterke leider ontwikkelde zich eveneens tijdens de conservatieve revolutie. De woorden van Ernst Jünger over zelfopoffering hadden een politieke parallel met zijn verklaring in 1929 dat programma's onnodig waren en dat de jonge generatie nationalisten moest leren marcheren zonder vlag. Ernst Niekisch suggereerde dat de conservatieve revolutie de scheiding tussen links en rechts niet had weten te overkomen en dat het resultaat van die fout een terugtrekking van het probleem betekende. De taak om een programma uit te werken was niet langer van het grootste belang, die taak was voorbehouden aan het laatste stadium van het nationalisme. Ernst Jünger verklaarde dat het begin van het nationalisme niet werd gemarkeerd door de oprichting van een partij of programma. In de linkse krant Das Tagebuch nam Jünger een duidelijk standpunt in tegen de traditionele leerstellingen van het Duitse nationalisme. Hij verklaarde dat de doelstelling van het nationalisme als doel had een staat te creëren die alle Duitsers omarmde en die was gebaseerd op nationale, sociale en militaire principes. Deze woorden moesten een betekenis krijgen door het leven zelf. Het nationalisme had genoeg energie tot haar beschikking om zonder dogma rond te komen.

Deze verandering tussen 1925 en 1929 die leidde tot het verwerpen van programmatische dogma's kon gevonden worden in het debat, over wat het nationalistisch programma zou moeten zijn. Dit debat begon nadat Jünger in 1926 opriep tot een verenigd front van alle nationalistische krachten. De nieuwe nationalisten halverwege de jaren '20 voelden zich duidelijk gedwongen om een politiek programma te formuleren na de twee mislukte coups tegen de staat - de Kapp-Lüttwitz-Putch van 1920 en de Bierkeller Putch van 1923. Jünger stelde dat na de oorlog nationalisten de dingen waar zij voor stonden zagen aftakelen in miserabele dieptes. Zij wilden hun geloof vasthouden, dat de offers die zij gebracht hadden niet voor niets waren. Deze nationalisten bleven vasthouden aan traditie, maar gaven een nieuwe betekenis aan het woord. Traditie betekende niet langer de "vaste vorm" maar de "eeuwige en levende geest" die elke generatie moest herscheppen. Het idee van de vaste vorm greep terug op Oswald Spengler die dit zag als het kenmerk van de afstervende beschaving. Jünger gebruikte dit om erop te wijzen dat het handhaven van het traditionele nationalisme in het na-oorlogse tijdperk nutteloos was. Het ras dat door de oorlog gevormd was moest vechten om een nieuwe staat te stichtten gebaseerd, op de vier pilaren van het nieuwe nationalisme (nationaal - sociaal -militair - dictatoriaal). Deze staat zou radicaal anders zijn dan de Weimar republiek en het Kaiserreich omdat nationalisme revolutionair is en niet reactionair. In de vier pilaren van het nationalisme zag Jünger het basiskenmerk van alle buitenparlementaire nationalistische groeperingen.

Hij verklaarde dat de fijnere punten van deze principes nog verder uitgewerkt moesten worden. Individuele nationalistische groeperingen waren niet groot genoeg om onafhankelijk te opereren en daarom was het noodzakelijk om een nationalistisch front te vormen rond een duidelijk en beslissend programma. Een sociaal programma moest uitgewerkt worden omdat de afwezigheid hiervan voor bezorgdheid zorgt bij de leiders van de nationalistische arbeiders. Jünger vond dat de nationalistische arbeiders de aanvoering moesten behouden in de economische strijd terwijl nationalistische soldaten de machtstrijd moesten leiden. De arbeiders zouden ondersteund worden in hun strijd door nationalisten die de bourgeois ideologie van de oorlog verworpen hadden. In de afwezigheid van een enkele grote leider moest er een centrale raad van leiders worden geformeerd om de puurheid en helderheid van de beweging in stand te houden. Hij probeerde op deze manier nationalistische groeperingen te confronteren met het cruciale probleem van het afscheiden van het traditionele nationalisme van haar monarchistische overtuigingen. Op deze manier werd er getracht een nieuw nationalisme op te richten dat de arbeiders voor zich kon winnen.

In een poging om de revolutionaire nationalisten voorbij een louter negatieve houding te trekken, zochten hun leiders meermaals naar een grote persoonlijkheid die de beweging kon voorzien van eenheid en richting. Echter in de afwezigheid van een dergelijk leider bleven de doelstellingen vaag en gecentreerd rond het herstel van Duitsland. Door afstand te nemen van programmatische dogma's en van nationalisme een doelstelling te maken die in het hart van iedere overtuigde nationalist gekerfd was, nam hij afstand van het rationele debat. Activisme vormde vanaf toen het praktische alternatief; woorden en bloed, programma's en strijdverbonden werden tegenover elkaar gezet en de eerste verloor van de laatste. De poging om een revolutionair programma te formuleren resulteerde in een revolutionaire houding die niet duidelijk geformuleerd was.




donderdag 12 juli 2012

Maatschappij in de uitverkoop

In de schaduw van de “bevrijders” lurkte een duistere toekomst voor Europa. Ogenschijnlijk een zegen, een barmhartige altruïstische daad. In feite een vloek en een puur zelfzuchtige daad. 6 juli 1947, de dag dat de Europese landen hun ziel verkochten aan de duivel.

Marshallplan

Toen het eerste, naar aanleiding van het in werking treden van het Marshallplan, “Liberty schip” met Amerikaanse goederen arriveerde had Nederland al enige ervaring met en een soortement van fascinatie voor de banale Amerikaanse cultuur. Er waren immers ook Nederlanders aan het begin van de negentiende eeuw naar Amerika geëmigreerd. Er was toen echter nog maar sprake van een geringe invloed op onze eigen cultuur. De veramerikanisering van Nederland en Europa kwam pas echt goed op gang na het “accepteren” van de Marshallhulp.

Op zes juli 1947 werd er in Parijs een Europese conferentie georganiseerd naar aanleiding van de Trumandoctrine. De Europese landen moesten, om in aanmerking te komen voor de miljarden dollars “steun”, zich wel voegen naar de Amerikaanse voorwaarden; een Amerikaanse controlecommissie in ieder land, invoering van de vrije markt economie en het land moest opengesteld worden voor buitenlandse (dus Amerikaanse) ondernemingen en handel. Er moest een permanente Europese organisatie opgericht worden onder andere ter uitvoering van de Marshallhulp. Dit werd de Organisatie voor Europese Economische Samenwerking (de basis voor de huidige Europese Unie.) Ook werd er een clausule opgenomen waarin stond dat Amerika “de hulp” ten allen kon uitstellen of stilleggen als het ontvangende land iets ondernam dat niet “in overeenstemming met de belangen van Amerika” was. Zo is Nederland twee keer in de “problemen” gekomen; In 1949 vanwege de politionele acties in Nederlands-Indië en in 1950 omdat Nederland weigerde om troepen te sturen naar aanleiding van de oorlog tegen het communisme in Korea. De totale financiële “hulp” bedroeg ruim 11,6 miljard dollar en werd verdeeld over een totaal van 16 landen waaronder Turkije. Doch dit roept vragen op, daar Turkije gedurende de tweede wereldoorlog neutraal is gebleven. Me dunkt dat men in al het bovenstaande toch zekere parallellen moet herkennen met hedendaagse gebruikte technieken, gebeurtenissen en gedragingen.  

De Marshallhulp start definitief op 19 december 1947. Nederland sleepte relatief veel hulpgeld binnen; tot en met 1954 ontving ons land 1127 miljoen dollar. Circa 25 procent van dit bedrag werd besteed aan voedsel. Het gemiddelde aantal calorieën dat men tot zich nam/ kon nemen steeg in deze periode met 20 procent. Zonder de hulp zou de consumptie van calorieën gedurende een iets langere tijd op het niveau van 1947 zijn blijven steken, maar dat had geen onoverkomelijke ramp hoeven zijn. Men moet ook in rekenschap nemen dat de Nederlandse productie eind 1947 al weer op het vooroorlogse niveau was, Nederland had immers een heel ambitieus wederopbouwplan. Dezelfde groeicijfers zouden dus ook behaald zijn zonder de Amerikaanse hulp! Dit zou echter circa 7 maanden langer geduurd hebben. Om een Britse historicus te quoten: “Vergeleken bij de herstel- en investeringsprogramma’s  die de staten in West Europa zelf opstarten na de Tweede Wereldoorlog, is de hele Marshallhulp niet meer dan een druppel in de oceaan geweest.”  Waarom onze politici indertijd dan toch met het Marshallplan hebben ingestemd, is en blijft mij een vraag. 

Tot in hoeverre de Marshallhulp effectief bedoelt was om Europa weder op te bouwen is de vraag. Wie naar de achterliggende feiten kijkt, ziet dat het vanuit Amerikaans perspectief puur uit eigen belang voorgesteld werd. De Europese import uit Amerika was zeven keer zo groot als de Europese export naar Amerika met als gevolg; enorme tekorten op de handelsbalans en een acuut gebrek aan dollars. Dit zou tot devaluaties en hyperinflatie leiden, oftewel een onhoudbare situatie voor de eigen Amerikaanse economie. 

Waar het Marshallplan aanvankelijk bedoeld was om de ineenstorting van de wereldeconomie te voorkomen, kreeg het later een functie in de Koude Oorlog. Het geld moest een barrière opwerpen tegen de communistische dreiging. Landen die hulp ontvingen kregen een verbod om handel te drijven met de USSR opgelegd. Vanaf 1951 werd de “ontvangende”” landen ook verplicht om de militaire uitgaven te verhogen, dit in het “belang” van de Koude Oorlog. De Europese samenleving kreeg in die tijd steeds meer een Amerikaanse glans. Europa begon zich meer en meer te spiegelen aan de Amerikaanse way of life. 

De Marshallhulp speelde bij dit alles een sleutelrol. Niet alleen vanwege de dollars waarmee Amerikaanse goederen, grondstoffen en machines konden worden gekocht, en het welbegrepen Amerikaanse eigenbelang werd gediend, maar vooral wegens de visie waarmee het wederopbouwprogramma was opgezet. Om een voorbeeld te noemen; toen Nederland wegens geldgebrek geen Hollywood films wilde kopen kreeg het een minimum quotum van af te nemen Hollywood films opgelegd te financieren vanuit de Marshallhulp. 
Voor jongeren had de Amerikaanse consumptiemaatschappij een enorme verleiding, ze konden zich hiermee distantiëren van de oudere generatie. Het beeld dat men kreeg van Amerika was immers dat van het land van de ongekende mogelijkheden en rijkdom. De economische groei, onder andere door het Marshall-plan, de snelle modernisering en het luidruchtige Amerikaanse voorbeeld waren een tijdbom onder de traditionele verhoudingen. Langzaamaan kreeg de Amerikaanse consumptiemaatschappij steeds meer voet aan wal in Nederland. In de loop der tijd zie je ook dat steeds minder dingen die van oorsprong Amerikaans zijn als zodoende worden omschreven of ervaren. Supermarkten, barbequen, doe het zelven, pretparken, verkiezingscampagnes en fastfood worden niet meer als Amerikaans ervaren terwijl ze dit in de basis wel zijn.

Nederland hobbelt op Engeland na wel het meeste achter Amerika aan. Nederland is immers altijd een sterk naar buiten gericht en Angelsaksisch georiënteerd land geweest, wat de omstandigheden voor een “effectief cultureel beleid” in Nederland vrijwel ideaal voor Amerika maakte. Op ieder gebied van onze hedendaagse levenswijze is de Amerikaanse invloed terug te vinden; de consumptie, de wetenschap, journalistiek, politiek, bedrijfsvoering enzovoorts. Het lijkt bijna alsof wij de 51ste staat van Amerika zijn in plaats van een oude natiestaat in Europa. Tegenwoordig is overal ter wereld de Amerikaanse invloed zichtbaar en of voelbaar. Je kunt met recht zeggen dat Amerika de meest chronische besmettelijke ziekte ter wereld is! 

We moeten ons verzetten tegen de veramerikanisering en weer terug naar onze wortels en onze natuurlijke bondgenoten!




vrijdag 6 juli 2012

Nationaal Verzet editie 6 is uit


De 6de editie van ons blad is weer gratis verkrijgbaar via de gebruikelijke kanalen!

In deze editie:

De geschiedenis van het Nationaal-Bolsjewisme
"Sociaal-Fascisme": het Fascisme van links
Anarchisme en Fascisme: Antagonisten?
Lenin en de Revolutionaire Voorhoedepartij
Sociaal Revolutionair Nationalisme
Sociaal Revolutionair Nationalisme – II
Economische crisis: Meelopen of nadenken!
Franco Giorgio Freda; De ondefinieerbare Revolutionair
Bloed en Bodem: Voorhoede van Ecologisch gezond verstand