woensdag 4 januari 2012

De Nationaal-Revolutionaire beweging in de Weimar Republiek - Deel I & Deel II

Van de zogeheten “Nouvelle Droite” tot militante revolutionairen beroept een belangrijk gedeelte van de huidige scene zich op begrippen als “Querfront”, “Nationaal-Bolsjewisme”of “Nationaal-Revolutionairen”. Allemaal begrippen die hun oorsprong voornamelijk in de periode van de Weimar republiek kennen. In de onderstaande beschouwing zal worden getracht deze begrippen te definiëren vanuit hun historische ontwikkeling om met het gebruik ervan in de huidige tijd als revolutionairen zinvol om te kunnen gaan.

De Nationaal-Revolutionaren in de Weimar republiek zijn niet alleen op grond van hun
volledig andere maatschappelijke invloed slecht te vergelijken met de huidige Nationaal-Revolutionaire groeperingen. Het wezenlijke verschil ligt daarin besloten, dat de vertegenwoordigers van de “Nouvelle Droites” (maar ook van de militante stroming) praktisch geen enkel eigen en/of nieuwe ideologische gedachte hebben ontwikkeld. Veeleer bediende men zich in het historische “aanbod” van ideologieën (van de “Jungkonservativen” tot en met de Nationale Socialisten) zoals het toevallig in de kraam te pas kwam. Zo wordt bijvoorbeeld de NR-theorecticus Henning Eichberg (actief in de jaren '70 en '80) in het algemeen beschouwd als de grondlegger van het zogeheten “regionalisme concept”. Feit is echter dat de Nationaal-Revolutionair Friedrich Hielscher al in de twintiger jaren een regionalisering van Europa propageerde, doordat hij eiste, dat de afzonderlijke nationale staten, ten gunste van een groter Reich, dienden op te gaan in afzonderlijke “stammen en landschappen” (regio's).

Vooral vanwege hun ideologisch eclecticisme (samenraapsel van verschillende ideologieën) zijn de huidige NR stromingen slechts in beperkte mate te onderscheiden naar de criteria, die voor de tijd van de Weimar republiek gelden.

“Conservatieve revolutie” en “Revolutionair Nationalisme”

Onder de “Konservative Revolution” verstaan we die stroming binnen de nationale beweging, die zich ontwikkelde na de verloren Wereldoorlog en de ineenstorting van het keizerrijk (1918/1919) in scherpe frontstelling tegenover de oude monarchisten. Tegenover deze reactionairen zette men de ideeën van 1914, tegenover de klassenmaatschappij de volksgemeenschap, tegenover de nationale staat van het prototype Bismarck (Tweede Rijk) het “Derde rijk” en tegenover het primaat van de economie, het primaat van de politiek, gedragen door een elitaire “voorhoede”. Hoofdvijand was het liberalisme. Men wilde niets meer en niets minder dan het uitwissen van de sporen van de Grote Franse Revolutie en in haar plaats nieuwe
waarden in voeren.

De theoretici van de “Konservative Revolution” waren Oswald Sprengler en Arthur Moeller van den Brück, die in 1919 samen met andere (zich als “Jonge Conservatieven” betitelende) nationalen de “Juni-club” en later het “Politieke College” oprichtte. Zij werden het ideologische referentiepunt van de nationale beweging. Één stroming binnen de “Konservative Revolution” noemde zich eind 20er jaren “Nationaal-Revolutionairen”. Deze propageerden een “Duitse revolutie”, voor hen identiek aan de Wereldoorlog en de ideeën van 1914. Hun referentiepunt: De stellingoorlog en de daarmee verbonden accentuering van strijd, dood en frontsoldatendom. Dienovereenkomstig was dan ook het beeld van de Staat: De hiërarchische structuur van het leger werd op de Staat geprojecteerd. In plaats van de (civiele) burger kwam het prototype van de frontsoldaat en/of arbeider (de “arbeider-soldaat” bij Niekische; vandaar de hamer en het zwaard en de kleuren rood en zwart, symbolisch voor de symbiose van arbeidersklasse en frontsoldatendom). De manifesten van de Nationaal-Revolutionairen zijn “in hun doelstelling niet doordachter als die der “völkischen”, maar ze zijn harder, wilder, strijdlustiger als alle andere antidemocratische publicaties. De haat van de Nationaal-Revolutionairen jegens het bestaande regiem is meer geconcentreerd, meer samen gebald, meedogenloos als de oorlog, waaruit ze zijn voortgekomen.

De Nationaal-Revolutionairen waren met name vertegenwoordigd in de voormalige Freikorps eenheden en directe actiegroepen zoals Bund Oberland en Wehrwolf, evenals in de gelederen van de Bündische jeugd. Ook de door Augustus Winning en Ernst Niekisch opgerichte “Alte Sozial-demokratische Partei” (ASP) belichaamde in verregaande mate de ideologie van het “revolutionaire nationalisme”.

Als de ideologische persoonlijkheid bij uitstek van de Nationaal-Revolutionairen gold
Ernst Jünger.



Deel II

Nationaal-Bolsjewisme

Ook het begrip “Nationaal-Bolsjewisme” wordt thans veel bediscussieerd. Burgerlijke historici, zoals bijvoorbeeld Kurt Sontheimer of Otto-Ernst Schüddekopf, passen dit begrip in de regel toe op zowel nationalistische initiatieven binnen de KPD als ook op tendenzen binnen de Nationaal-Revolutionaire beweging: “Het (begrip “Nationaal-Bolsjewisme”) betreft nationalistische tendensen binnen het Duitse communisme en socialistische stromingen binnen het rechts-radicale kamp. Alleen al vanwege hun radicalisme moesten beide stromingen noodzakelijkerwijze steeds opnieuw met elkaar in aanraking komen, in vriendschap of in vijandschap. Dit gelijkschakelen van “nationalisme van links” met “socialisme van rechts” is niet alleen van weinig nut bij het verduidelijken van het begrip. Maar ook geschiedkundig onjuist. Het radicale nationalisme van de KPD, zoals dat tot uitdrukking kwam in bijvoorbeeld de Schlageter-koers (1923) of later in de “Programmatische verklaring m.b.t. de nationale en sociale bevrijding van het Duitse volk” (1930), was één zaak, het “Bolsjewisme” van de nationale beweging een geheel andere.*

De “Schlageter- (en later ”Scheringer-”) koers was in de eerste plaatst bedacht als toenadering tot de nationaal denkende massa's, doordat men (de KPD) poogde zich als de “waarachtige vertegenwoordigers” van de zaak van het Duitse volk te profileren. **

Een zeer veel meer accurate definitie van het begrip “Nationaal-Bolsjewisme” levert de Fransman Louis Dupeux (ook een bourgeois-historicus). Hij omschrijft het “echte” Nationaal-Bolsjewisme als de “meest zuivere en meest harde vorm van het Duitse nationalisme”. “Het Nationaal-Bolsjewisme is eigenlijk geen aparte ideologie, maar slechts een 'Nebensystem' van de Konservative Revolution, waarvan het alle basiswaarden onderschrijft: Het volk in zijn eigen völkische identiteit, de “gebonden” en gestructureerde gemeenschap, boven alles staat en natie als onverbrekelijk geheel met de alleen aanspraak op het politieke. De meeste protagonisten zelf hebben het heel vaak verworpen om als “Nationaal-Bolsjewist” te worden gekwalificeerd, en het zou dan ook beter zijn om hen “radicale Nationaal-Revolutionairen” te noemen. In hun onvoorwaardelijk nationalisme gingen ze veel verder dan het historische “Fascisme” van de ideologische reactie.

De ideologie der Nationaal-Bolsjewisten

Één van de voornaamste representanten van de Nationaal-Bolsjewisten in de eindfase van de Weimar republiek was Ernst Niekisch. Aan de hand van zijn uitlatingen kan men in grote lijnen de ideologie van het radicale NR, resp. van het Nationaal-Bolsjewisme, schetsen. Niet alleen het nationalisme, maar ook de absolute vijandschap tegenover de ideeën van 1789, d.w.z. Van de Grote Franse Revolutie en de gedachte van het liberalisme, kenmerkt het Nationaal-Bolsjewisme als onderdeel van de Konservative Revolution.

“Omdat het gaat om zijn of niet zijn, blijft Duitsland, indien het zichzelf wil blijven bewaren, het zwaarste niet bespaard: de Bartholomeusnacht en de Siciliaanse Vesper tegenover alles, wat aan Westers in haar leeft. Met meedogenloze hardheid dient het alles in zichzelf uit te roeien, wat in haar met het Westen is verbonden.” (Niekisch, E)

In zijn werk “Gedanken über deutsche Politiek” (1929) formuleert Niekisch de “Querfrontstrategie” ter formulering van een “nieuw front” (Neue Front) van de nationale beweging, een strategie, die op dat tijdstip nagenoeg alle stromingen van de “Konservative Revolution” (met uitzondering van de NSDAP!) voorstonden. De Nationaal-Bolsjewisten wilden echter, en dat onderscheidde hen van de andere stromingen, vooral ook en met name de Duitse communisten (KPD) mee in dit “nieuwe front” opnemen. Geenszins echter was hij voorstander van een Sovjet-Duitsland:

“Duitsland wijst het af om het Bolsjewisme over te nemen. Veeleer ontwikkelt het zijn eigen bijzondere, de ideeën van 1789 diametraal tegenovergestelde, levensvorm vanuit het zichzelf”. (Niekisch – Entscheidung 1930)

Echter verschilden de Nationaal-Bolsjewisten vooral van andere nationalen, zoals de Jung Konservativen, de Strasseristen of de NSDAP, wat betreft hun concept m.b.t. De buitenlandse politiek. Ze waren de meest radicale voorvechters van de zogeheten “Ostoriëntatie”, d.w.z. van een bondgenootschap van het Reich met Sovjet-Rusland tegen het plutocratische Westen. Niekisch:

“Daar waar Germaans bloed zich vermengt met Slavisch bloed, daar ontstaat een echte Staat. Pruisen was ontstaan uit een vermenging van Germaans met Slavisch. In het Ostraum, uit Germaans-Slavisch levensbloed, rees Pruisen tot grootsheid. Wij trekken naar het Oosten en vinden nieuwe wortels en tegelijkertijd onze missie. Een nieuw centrum zal ontstaan, zich uitstrekkend van de Stille Oceaan tot aan de Rijn, van Wladiwostok tot aan Vlissingen. Duitsland als het brein, de organisator en onderdeel van een vanaf de Grote Oceaan tot aan de Rijn uitstrekkend Statenblok”. (Niekisch – Entscheidung 1930)

Niekisch's anti-Hitlerisme

In 1932 stelde Niekisch in zijn brochure “Hitler – ein Deutsches Verhängnis” dat Hitler een typische vertegenwoordiger van het Avondland was, precies als alle anderen, omdat hij zich zo heftig tegenover het Bolsjewisme opstelde. Terwijl het “schanddiktat” van Versailles nota bene “voor Duitsland zeer veel verderfelijker is, als het Bolsjewisme dat ooit zou kunnen zijn”. Daarboven wordt Hitler zijn legalisme heftig
bekritiseerd. Hitler zijn legalisme vloeit voort uit het feit, dat deze afkomstig is uit het katholieke Oostenrijk en Beieren, die altijd al onder invloed van het decadente Rome en het Middellandse Zee gebied hadden gestaan. Dit in tegenstelling tot het protestantse Pruisen. (Niekische – Hitler; ein Deutsches Verhängnis)



* “Schlageter” koers van de KPD. Nadat de Reichsregering achterop was geraakt met de herstelbetalingen aan de Entente, bezette het Franse imperialisme (gesteund door België) in januari 1923 het Ruhrgebied. Daarop kwam het tot gewapend verzet (sabotage en 'directe actie') van de kant van de nationalistische actiegroepen. In mei 1923 veroordeelde een Frans krijgsraad de eerste luitenant en Freikorps veteraan Albert-Leo Schlageter als leider van een sabotage-eenheid ter dood. Zijn executie leidde tot een golf van nationalistische verontwaardiging in het Reich. De KPD sloot zich hierbij aan en lanceerde de oproep “weg met de regering van de nationale schande en van het volksverraad!” (gericht tegen de Reichsregering – Cuno). Karl Radek (specialist van de Kommunisitsche Internationale inzake Duitse vraagstukken en deel uitmakend van de leiding van de KPD) hielde vervolgens in juni 1923 zijn legendarische “Schlageter-Rede”, waarin hij Schlageter roemde als “martelaar van het Duitse Nationalisme”, vermoord door “de beulsknechten van het Franse imperialisme”.

** Programmatische Verklaring inzake de nationale en sociale bevrijding van het Duitse Volk (oproep van het Centraal Comité der KPD) Citaat: “Wij zullen het roofzuchtige “vredesverdrag” van Versailles en het Young-plan, dat Duitsland knecht, verscheuren en zullen alle internationale schulden en herstelbetalingen annuleren”. “Is het huidige Duitsland weerloos en geïsoleerd, zo zal Sovjet-Duitsland geen overvallen van buitenlandse imperialisten hoeven te vrezen”.

Met dank aan NSA/ANS



Geen opmerkingen:

Een reactie posten