vrijdag 19 augustus 2011

Agressie


Wanneer het gaat over het definiëren van het fenomeen "agressie" denken mensen vaak enkel in emotionele, psychologische en sentimentele sferen, daarbij vergeet men vaak de meest metafysische aspecten van het fenomeen hierin mee te nemen. In de ontwikkeling van de Humanistische traditie ontstond er een negatieve houding tegenover het fenomeen "agressie". Men ging er vanuit dat deze "agressie" met de opkomst van het Humanisme simpelweg compleet zou verdwijnen, dat is echter een volkomen onjuist beeld. Agressie is dusdanig en onlosmakelijk gerelateerd aan de menselijke aard, dat het altijd en overal voorkomt, zowel in het alledaagse leven als in de politieke realiteit van oorlog en conflict. Daarom is het belangrijk dat we "agressie" proberen te begrijpen en onszelf distantiëren van de stereotypische visie hierop die dogmatische pacifisten en apologeten erop na houden.

Agressie als fenomeen kan beter worden omschreven als een "gewelddadige overschrijding van grenzen". Deze eigenschap ziet men terug in alle aspecten van het leven, van een criminele daad tot een grootschalige militaire actie. Een crimineel overschrijdt op gewelddadige manier de grenzen van de sociale ethiek en moraal. Dat is een vorm van agressie. Een leger dat met geweld de landsgrenzen van een vijandig land overschrijdt is eveneens agressie. Ideologen die gewelddadig de grens van de stereotype manier van denken en de morele clichés overschrijden maken zich eveneens schuldig aan agressie.

Niet enkel het sociale of menselijke bestaan is gevuld met allerhande soorten grenzen die overeenkomen met allerhande soorten van agressie. De structuur van de gehele realiteit bestaat uit verschillende grenzen, die alles en iedere vorm van bestaan onderscheidt van de andere. In zekere zin is de grens dan ook de belichaming van het verschil; het verschil met alle andere objecten. Over het algemeen genomen kan agressie dan ook een kosmische, universele dimensie hebben, die zich laat zien door de gewelddadige inmenging van de een in de ander. Er zijn veel voorbeelden van agressie in het dieren- en plantenrijk, waar het bestaan van de ene soort of een individu vaak afhangt van geweld tegen anderen. Dat zorgt voor de constante kringloop van transformaties, assimilaties en aanpassingen van de universele omgeving en van diegenen die deze bewonen. Dit houdt dus in dat agressie algemeen en universeel is en onderdeel uit maakt van de basis der realiteit.



Vae victis

Het gewelddadig overschrijden van de grens heeft twee aspecten: de een is relatief negatief, de ander relatief positief. Het wezen dat een agressieve aanval opent op een ander, zoekt ernaar zijn eigen grenzen te overkomen door zijn actie. Deze doet dat door zijn eigen natuur te versterken of te verbeteren. Door een slachtoffer zijn leven te nemen stilt een roofdier zijn honger en garandeert het zijn eigen bestaan, dat kan noodzakelijk zijn voor het betreffende organisme. Militaire agressie zorgt voor een vergroting van het territorium en vergroot de welvaart van de overwinnende partij. Kort gezegd is agressie in de positieve zin de expansie van hetgeen dat gerealiseerd wordt. Maar diegene die de agressie ondergaat, opgegeten wordt of onderworpen wordt aan een natie, verliest datgene wat hij daarvoor had. Deze betaalt voor andermans succes. Dit is het negatieve aspect van agressie en de gewelddadige overschrijding van grenzen. 

In de traditionele pre-Humanistische beschavingen worden beide aspecten van agressie gezien als twee aanvullende elementen die vastgelegd zijn in de universele structuur van het heelal. Het Chinese Yin-Yang symbool is een mooi voorbeeld van dit fatalistische dualisme. Het witte fragment representeert het positieve aspect van agressie, terwijl het zwarte fragment het negatieve aspect ervan vertegenwoordigt. In de symboliek van sekses, werd de een geïdentificeerd met het mannelijke principe (Yang) en de ander met het vrouwelijke principe (Yin). Hieruit volgt de "legalisatie" van agressie zoals deze in de traditionele wereld werd ervaren, een wereld waarin niemand het in zijn hoofd haalde om kunstmatig de menselijke krachten van de realiteit tegen te gaan. Uiteraard hadden meer ontwikkelde beschavingen allerhande wetten tegen agressie op sociaal vlak, waardoor het onderscheid met barbaarse beschavingen werd gemaakt. Echter het recht op het "gewelddadig overschrijden van grenzen" werd behouden op zowel het gebied van oorlogsvoering als op het gebied van individuele repressie. De exploitatie van keizers, veroveraars en vernietigers werd bezongen in legendes, die allen gebouwd waren op het fundamentele principe van "Vae victis!" (Wee de overwonnenen!).


Traditionele legitimatie van agressie

Wat is buiten de observatie van de natuurlijke structuur de metafysische legalisering voor agressie in traditionele beschavingen?

Feit is dat traditioneel het bestaan van grenzen werd gezien als de incompleetheid van het universum. Daarom dat de aspiratie om het eigen bestaan te vergroten en grenzen te overschrijden werd gezien als een diepgaande impuls van de “beweging naar het goddelijke". Men wil alle grenzen verwerpen, om het eigen "ego" als absolute staat op te leggen. Hierbij leggen zij de agressie niet slechts op aan enkele objecten maar aan de realiteit in zijn geheel. In deze weg van "zelfvergoddelijking" is de maximale agressie impuls geconcentreerd, omdat de "goddelijke" simpelweg alle grenzen en limieten wil afschaffen. Hieruit volgt dan ook het Joodse woord "Satan", dat letterlijk zoiets betekend als "barrière" of "obstakel" en dat wordt opgevat als iets negatiefs.

Vanaf hier is het simpel om de volgende stap te nemen en het mechanisme van " het demoniseren van een tegenstander" te ontleden; een fenomeen dat men terug ziet in alle traditionele legendes, epossen en religieuze vertellingen. Wat een obstakel vormt voor de expansie van een natie, land, religie of mens; datgene wat de wil om iets te totaliseren in de weg staat, zal automatisch gezien worden als iets "kwaads" als de "Satan". Dit obstakel krijgt het label van het theologische kwaad en daarmee wordt de agressie gerechtvaardigd met de meest "verheven en goddelijke" gronden. Als gevolg van "het demoniseren van een tegenstander" wordt deze tegenstander van zijn subjectieve gelijkheid beroofd. Iran tegen Turan, Archaeers tegen Trojanen, Israëlieten tegen Goy, Moslims tegen Kafir, Goden tegen Titanen en soms zelfs vrouwen (amazones) tegen mannen. Allen zijn paradigma's van het dualisme, geboren uit de instinctieve impuls van agressie. Door de rechtvaardiging van het eigen kamp, rechtvaardigden de traditionele beschavingen hun agressie tegen anderen.



Anti-agressie

In de moderne wereld is er een breuk ontstaan met deze eeuwenoude tradities. Dat heeft geleid tot een grote verandering in de mentale en sociale structuren van de moderne mens. "Verlichting", Humanisme, Rationalisme en andere "progressieve" tendensen zijn in fundamentele tegenspraak met de basis oriëntatie van de traditionele samenlevingen. Dit raakt dan ook zeker het principe van agressie. De Europese eeuw van "de Verlichting" bracht een eenzijdige visie op agressie, een visie die zich enkel richt op het negatieve aspect en het slachtoffer. Een kant van dat fenomeen, gebaseerd op de wil om het absolute te vertegenwoordigen, stopte met begrijpelijk te zijn en werd geïdentificeerd met atavisme en barbarisme, het werd beschouwd als een defect van de beschaving. Door het verlies van een metafysische legitimatie werd agressie beschouwd als het onwettig overtreden van de grens van integriteit, een grens die werd uitgeroepen als de ultieme waarde; het menselijk individu, de samenleving, enz. Daaruit volgde een "natuurlijk recht" tendens, die zich ontwikkelde in de tijd van Rousseau. Omdat de bestaande expansie stopte omdat deze metafysisch niet gerechtvaardigd was, claimde het "slachtoffer" vervolgens dat deze het recht had op "totale veiligheid". Die claim was kunstmatig en is verworden tot de hoogste ethische verdediging tegen "agressie". De agressie werd hiermee verboden en daarmee werd met over het algemeen "democratische" beleid alle "oorlogspropaganda" verboden.

Het bleek mogelijk te zijn de culturele en sociale fundamenten van de menselijke samenleving te veranderen. Echter was het natuurlijk compleet onmogelijk om de basis instincten van de kosmos en de mensheid te veranderen. Daarom is de agressie nooit verdwenen; niet uit de geschiedenis, niet uit het alledaagse leven en ook niet uit de wilde natuur. Het werd slechts vervolgd als het ultieme "kwaad", zoals een begrenst wezen dat gebruikte om te rechtvaardigen dat het de ander onschadelijk maakte en dus grenzen overschreed. De agressie werd enkel nog beschouwd als middel om het kwantitatieve te verzamelen, een vorm van vulgaire zelfzuchtigheid die gezien werd als de "fatale levensstrijd". Daarom beperkte de agressie zich enkel nog tot het economische aspect en werden alle andere aspecten zeer strikt beschuldigd door de "publieke opinie". "Totale veiligheid" en "mensenrechten" werden vanaf die tijd gegarandeerd door een overdracht van agressie naar een sfeer van abstracte materialistische standaarden - geld en kapitaal -.


Het metafysische ontstaan van Terrorisme

Terwijl de Westerse manier van denken steeds populairder werd en het Kapitalistische Liberale systeem zijn mondiale karakter kreeg, ging het systematisch in diskrediet brengen van agressie en al haar verschijningsvormen door. Dit raakte zowel politieke, culturele als ideologische aspecten. De Westerse beschaving, die erop gebaseerd is om enkel de belangen van "slachtoffers" te dienen, wilde langzaam maar zeker zichzelf ontdoen van al die instituties, structuren en modellen van gedrag, die al sinds de eeuwigheid voorkomen binnen de mensheid. Met de trend van pacifisme, mensenrechten, enz., die allen deel uitmaken van de ideologische façade die het moderne liberalisme is, werd een sociaal en politiek model gevormd dat de wereld domineert. In het laatste stadium van dit proces werden alle vormen van agressie "verboden" en werden grenzen gezien als iets ontastbaars en heiligs.

Samen met dat fenomeen ontstond een nieuw fenomeen dat "ontastbare grenzen wilde verbreken" in de vorm van globalisering met het streven om van alle mensen "wereldburgers" te maken. Nadat men stelde dat "ontastbare grenzen" verbroken moesten worden in het belang van globalisering, rees niet de vraag over de expansie van de agressor, maar over de protesterende "slachtoffers". De perfecte vorm van zo'n ideologie is een "softe ideologie", een ideologie waarin men stelt dat men enkel diverse "ingrediënten" hoeft te mixen zodat de agressor zijn agressieve karakter laat varen.

Eind jaren '60 kwamen de eerste tekenen van de "softe ideologie" naar boven, een aangrenzend fenomeen van het moderne terrorisme. Natuurlijk bestond terrorisme al langer, maar dan in de vorm van een lompenproletariaat fenomeen, waarin de meest intensieve manifestaties van politieke agressie zich concentreerde tegen de onoverkoombare muur van het systeem. Het moderne terrorisme is echter geheel anders dan de radicaal politieke trend van revolutionairen begin 20ste eeuw omdat deze neigt naar de conversie van extreme politieke middelen en meer pragmatische doelen, naar een onafhankelijk en zelfvoorzienend fenomeen dat een speciaal soort ideologie vertegenwoordigt. De vertegenwoordigers van beschaving, gebaseerd op de "softe ideologie", breiden daarmee de notie "terrorisme" langzaam uit door alle manifestaties die contrasteren met de basis fundamenten van hun eigen doctrine als “terrorisme” te omschrijven. In andere woorden terrorisme werd synoniem voor agressie in de meest algemene metafysische betekenis.
 
Alle componenten van de hedendaagse realiteit, die zichzelf niet beperkten tot normen en waarden die zijn opgelegd door een "wereldgemeenschap van slachtoffers", werden langzaam maar zeker naar de "terroristische" sector verplaatst. Politieke partijen die een alternatief boden voor het Liberaal systeem, Religieuze trends en zelfs gehele Naties werden simpelweg verbannen naar de "terroristische" sector door de agressieve uitbereiding en expansie van het Westers Liberaal model. Terrorisme werd langzaam maar zeker de laatste uitweg voor het verlangen om de wereld te totaliseren binnen een wereld waarin dit verlangen strikt verboden is. Het is dan ook niet verwonderlijk dat de onafhankelijke doctrine van agressie langzaam maar zeker veranderde in een doctrine van “pure terreur” tegenover meer beperkte belangen van bijvoorbeeld een partij, natie of religie.


De eerste weg

Het “pure terreur” fenomeen is het laatste woord in de historie van agressie en de Westerse Liberale strijd hiertegen. De tijd van terrorisme in naam van de beperkte belangen van een enkele partij of natie is voorbij. Meer en meer mensen realiseren het pragmatische karakter van een partij lidmaatschap in het geval van hun persoonlijke existentiële keuze. De weerloosheid van klassieke ideologieën tegenover de alles absorberende globalistische "softe ideologie" wordt meer en meer zichtbaar. De grote verandering die Mei 1968 bracht voor het droevige en saaie reformisme heeft geleid tot de Sociaaldemocratische parodie van vandaag de dag. De Palestijnse intifada resulteerde in een opportunistische samenwerking tussen Arafat en Tel Aviv. Als resultaat van de val van de U.S.S.R. zijn de rottende resten van de guerrilla in Zuid-Amerika verlaten. Het rechtse terrorisme werd daarvoor al beheerst. De doctrinaire, ideologische nederlaag van alle ideologieën die vijandig tegen de "open samenleving" zijn komen eraan.

Maar ondanks alle vervangers, voorgesteld door de "softe ideologie" aanhangers (excentrieke en puur visuele agressie in de jeugdcultuur; eindeloze TV met bloed en lijken enz.), is de bijzondere aard van alle mensen op aarde bewaard gebleven; de aard van agressie en het overschrijden van grenzen. Zij zijn het die de fundamenten leggen voor een nieuwe ideologie, een universele ideologie die alle achterhaalde clichés overstijgt.

In 1994 werd in Italie het boek van Enrico Galmozzi gepubliceerd met de naam "Il sogetto senza limite". De auteur is een van de oprichters van de extreemlinkse organisatie "Prima Linea” die concurreerde met de beruchte "Rode Brigades". Het was erg opvallend dat het boek van deze linkse Anarcho-Communist is opgedragen aan d'Annunzio, de oprichter van de Fascistische partij in Italië, een fervent aanhanger van de aristocratie en iemand die toegeschreven werd aan de extreem rechtse vleugel binnen het politieke spectrum. Enrico Galmozzi analyseerde het fenomeen d'Annunzio echter briljant vanuit een volkomen objectief standpunt en trok sterke parallellen tussen hem en bepaalde Anarchistische figuren (en zelfs tussen hem en Lenin). D'Annunzio werd hier niet vanuit een links standpunt geïnterpreteerd, maar werd geïnterpreteerd vanuit een zoektocht naar een soort universeel criterium. Een criterium dat mensen kan verenigen rond een en hetzelfde metafysische type en dat ideologische verschillen overstijgt.

Van nu af aan zal alles dan ook afhangen van het vermogen van "solidaire mensen" die afstand nemen van alle voorgaande ideologische illusies. Men zal moeten erkennen dat er een metafysische noodzaak is voor een nieuwe systematisering van de Sociale sector. Dit moet niet gebeuren op een gebied van "rechts tegen links", maar op een gebied van "vrienden van agressie" tegen "vijanden van agressie". Wie weet zal de globalistische integratie van mensen die "slachtoffer" zijn veranderen in een nieuw karakter in de wereldgeschiedenis; de absolute filosofie, een filosofie zonder grenzen, welke eveneens een eschatologisch drama zal brengen.


Geen opmerkingen:

Een reactie posten