woensdag 27 juli 2011

Het leven en de dood van mijn vader Rudolf Hess IV

De strijd van een zoon voor de eer van zijn vader


Het leven en de dood van mijn vader, Rudolf Hess


Wolf Rudiger Hess

 

Autopsie en begrafenis



Op basis van een overeenkomst uit 1982 tussen de familie van Hess en de geallieerden zou het lichaam van Hess niet verbrand worden, maar in plaats daarvan overgedragen worden aan de familie om te begraven “stilletjes in Bavaria in het bijzijn van zijn naaste familie.”


De geallieerden hielden zich aan deze overeenkomst - iets waar ze waarschijnlijk tot op de dag van vandaag spijt van hebben.- Dienovereenkomstig werd het lichaam van Hess overgedragen aan de familie in de ochtend van 20 augustus 1987, op het Amerikaanse militaire trainings faciliteit Grafenwehr, waar het eerder die ochtend gearriveerd was met een Brits militair vliegtuig vanuit Berlijn.


De kist werd vergezeld door de drie westerse gouverneurs en twee Russen evenals ene majoor Gallagher, chef van het zogenaamde “Speciale Onderzoeksafdeling, Royal Military Police.” Het overdragen was kort en zakelijk. De familie heeft toen direct het lichaam overgebracht naar het instituut voor forensische medicijnen in München waar professor Dr. Wolfgang Spann op de familie wachtte om op diens verzoek een tweede autopsie uit te voeren. Tijdens de gehele reis van het militaire oefenterrein naar het instituut voor forensische medicijnen in München werd het transport bewaakt door een agent van de Bavarische politie.


Ter conclusie van zijn rapport op 21 december 1988, van de tweede autopsie, wees de gerenommeerde Münchense patholoog professor Spann op de moeilijkheden die hij tegen was gekomen omdat hij geen enkele informatie had omtrent details van de vermeende ophanging. In het bijzonder het gebrek aan details omtrent de toestand van het lichaam na de zogenaamde vondst van het lichaam. 


Ondanks deze beperkingen was Dr. Spann er toch in geslaagd om tot de volgende opmerkelijke conclusie te komen:


De verdere conclusie van Dr. Cameron dat deze samendrukking veroorzaakt was door ophanging komt niet per definitie overeen met onze bevindingen…


Binnen forensische medicijnen wordt de lijn die het gebruikte object ter verstikking heeft aangebracht op de nek gezien als klassieke indicator voor het onderscheiden tussen ophanging en verwurging… Als professor Cameron, in zijn beoordeling van de oorzaak van overlijden, tot de conclusie zou komen dat de doodsoorzaak verstikking als gevolg van verdrukking van de nek door ophanging zou zijn, zou hij de andere vorm van verstikking namelijk verwurging verzuimen in ogenschouw te nemen… Het duidelijke verschil tussen deze twee te vinden zou door middel van een onderzoek naar de lijn van het verstikkende voorwerp zijn. De precieze loop van de markering wordt niet gegeven in het autopsie rapport van Dr. Cameron…

In het betreffende rapport van Dr. Cameron werd noch de loop van de lijn van het verstikkende voorwerp op de nek van Rudolf, noch de positie ervan relatief tot de prominentie van het strottenhoofd beschreven en beoordeeld… Gezien de ongedeerde huid van de nek, waar de mogelijkheid van vervorming door de hechtingen van de y-incisie uitgesloten kan worden, een bijna horizontale lijn van het verstikkende voorwerp geïdentificeerd kon worden, deze bevinding, evenals het feit dat de markering op de keel overduidelijk niet boven het strottenhoofd zat, indiceert eerder een geval van verwurging dan van ophanging. Onder geen enkel beding kunnen de bevindingen verklaard worden als een zogenoemde typische ophanging. De gebarsten bloedvaten die te zien waren in het gezicht, veroorzaakt door te grote druk op de bloedvaten, zijn ook niet verenigbaar met een typische ophanging.


Een Tunesische medische hospitaalsoldaat, Abdallah Melaouhi, medewerker van de Spandau gevangenis administratie gedurende de tijd van overlijden van Rudolf. Hij is geen inwoner van een van de vier geallieerde bezettende machten noch is hij, nog belangrijker, een lid van de gewapende machten. Als gevolg daarvan kon hij niet tot zwijgen worden gebracht of overgeplaatst worden naar een of andere verre uithoek van de wereld zoals de anderen die aanwezig waren op de plaats van de misdaad.


Na de dood van Rudolf nam Melaouhi contact op met de familie Hess. Uit een briefje dat Rudolf naar hem geschreven had werd het duidelijk dat hun contact er een was van persoonlijk vertrouwen tussen de twee mannen. De kern van het verslag Melaouhi, die hij vastgelegd had in een beëdigde verklaring, is als volgt:


Toen ik arriveerde in het zomerhuisje, vond ik het tafereel erop lijken alsof er een worstelwedstrijd had plaatsgevonden. De grond was omgewoeld en de stoel waar Hess gewoonlijk op zat, lag op de grond op een aanzienlijke afstand van de plaats waar hij normaal gesproken stond. Hess zelf lag levenloos op de grond. Hij reageerde nergens op, zijn ademhaling, pols en hartslag waren niet langer meetbaar. Jordan (een Amerikaanse bewaker) stond vlakbij de voeten van Hess en was overduidelijk helemaal van slag, niet zichzelf.
Melaouhi merkte tot zijn verrassing op dat naast Anthony Jordan, de zwarte Amerikaanse bewaker, twee vreemdelingen in Amerikaans militair uniform aanwezig waren. Dit was ongebruikelijk, omdat geen soldaat normaal gesproken toegang kreeg tot dit deel van de gevangenis en bovenal omdat alle contact met Rudolf Hess strikt verboden was. Melaouhi was van mening dat de twee vreemdelingen gereserveerd en rustig overkwamen, in scherpe tegenstelling tot Jordan.



Beedigde verklaring vanuit Zuid Afrika



In aanvulling op de getuigenverklaring van de Tunesische medewerker is er een andere beëdigde verklaring omtrent de gebeurtenissen in Spandau op 17 augustus 1987. De vrouw van Wolf bracht het mee uit Zuid Afrika, waar zij een ontmoeting had met een Zuid Afrikaanse advocaat die contacten had met westerse geheime diensten. Wolf wist de man te overtuigen om zijn getuigenis op te nemen in de vorm van een beëdigde verklaring voorbereid voor een rechter. Gedateerd 22 februari 1988 luidt zijn verklaring als volgt:


Ik ben ondervraagd omtrent de details van de dood van de voormalige Duitse Rijks Minister Rudolf Hess.
Rijks Minister Rudolf Hess werd vermoord op het bevel van de British Home Office. De moord is gepleegd door twee leden van de Britse SAS (22ste SAS regiment, SAS Depot Bradbury Lines, Hereford, Engeland). De militaire eenheid van de SAS (Special Air Service) is ondergeschikt aan de British Home Office - niet het miniterie van defensie. De planning van de moord evenals de regie werd uitgevoerd door MI-5. De actie van de geheime dienst met als doel de moord op Rijks Minister Rudolf Hess was zo haastig gepland dat het niet eens een codenaam had gekregen, iets dat absoluut niet gebruikelijk is.


Andere geheime diensten die deelgenoot van het plan waren, waren de Amerikanen, de Franse en de Israëliërs. Noch de (Sovjet) KGB, noch de GRU, noch de Duitse geheime diensten waren op de hoogte gebracht.


De moord op Rijks Minister Rudolf Hess was nodig geworden omdat de overheid van de USSR van plan was de gevangene vrij te laten in juli 1987 (in samenhang met het opkomende bezoek van de Duitse president Von Weizsäcker aan Moskou), echter president Von Weizsäcker wist een verlenging tot stand te brengen door onderhandelingen met de Sovjet regering, Gorbatsjov, tot november 1987 de volgende Sovjet periode in de bewakingscyclus.


De twee SAS mannen waren in de Spandau gevangenis sinds de nacht van zaterdag op zondag (15-16 augustus 1987). De Amerikaanse CIA gaven hun toestemming voor de moord op maandag (17 augustus 1987).


Tijdens de middag wandeling van Rijks Minister Rudolf Hess lagen de twee SAS mannen in het zomerhuisje in de tuin van de gevangenis te wachten op de gevangene en probeerden hem te wurgen met een bijna anderhalve meter lange kabel. Naderhand werd er een “zelfmoord door ophanging” geënsceneerd. Gezien Rijks Minister Rudolf Hess vocht voor zijn leven en om hulp schreeuwde, wat op zijn minst één Amerikaanse militaire bewaker waarschuwde over de aanval, werd de moordpoging afgebroken en een ambulance opgeroepen van het Britse militaire ziekenhuis.


Ik heb de bovenstaande informatie persoonlijk en verbaal verkregen van een officier van de Israëlische geheime dienst op dinsdag 18 augustus 1987, om ongeveer 08:00 Zuid Afrikaanse tijd. Ik ken dit lid van de Israëlische geheime dienst al vier jaar op persoonlijk en op officieel vlak. Ik ben er volkomen zeker van dat hij oprecht en eerlijk was en ik twijfel er niet over dat de informatie waarheidsgetrouw was. Dat dit gesprek van absoluut vertrouwelijke aard was, ben ik ook zeker van.


Naast het misleidende autopsie rapport van Dr. Cameron gaven de Britten zelf de meest cruciale aanwijzing voor het oplossen van de mysterieuze dood in het zomerhuisje in de tuin van de Spandau gevangenis.


Afscheidsbriefje?



Zoals al eerder genoemd, werd Wolf op 17 augustus 1987 verteld dat zijn vader overleden was. Hij kreeg pas de volgende dag te horen dat Rudolf zelfmoord gepleegd zou hebben. In reactie op de twijfels die Wolf direct publiek uitte omtrent de vermeende zelfmoord ontdekten de geallieerden prompt een zogenaamd onbetwistbaar “bewijs” dat het zelfmoord was. Dit is het zogenaamde afscheidsbriefje. Het is een niet gedateerd hand geschreven briefje op de achterkant van de een na laatste brief van de familie aan Rudolf Hess, gedateerd op 20 juli 1987. De tekst van dit zogenaamde afscheidsbriefje is als volgt:


Alsjeblieft kan de gouverneur dit naar huis sturen. Geschreven een paar minuten voor mijn dood.
Ik dank jullie allen, mijn geliefden, voor alle lieve dingen die jullie voor mij hebben gedaan. Zeg tegen Freiburg dat het me ongelofelijk spijt dat sinds het Neurenberg proces ik net moest doen alsof ik haar niet kende. Ik had geen andere keuze omdat anders alle pogingen om vrij te komen tevergeefs zouden zijn geweest. Ik had er zo naar uitgekeken om haar weer te zien. Ik heb wel foto’s van haar gekregen zoals van jullie allemaal.
Je oudste.


Deze brief werd meer dan een maand na zijn dood overhandigd aan de familie. Hen werd verteld dat het eerst onderzocht moest worden in een Brits laboratorium.


Terwijl het handschrift wel leek op dat van Rudolf (ondanks dat het aanzienlijk verwrongen was, alsof het geschreven was tijdens emotionele ontreddering, gezondheidsproblemen of onder invloed van medicatie), reflecteerde dit briefje niet de gedachtes van Rudolf in 1987. Eerder zijn gedachtegang van ongeveer twintig jaar eerder. De inhoud heeft vooral betrekking op “Freiburg,” zijn eenmalige secretaresse, over wie hij zich zorgen maakte in 1969 toen hij een geperforeerde zweer in de twaalfvingerige darm had en bijna dood was. Bovenal was het briefje ondertekend met de uitdrukking; “ Je oudste” een uitdrukking die hij al ruim twintig jaar niet meer gebruikte.


Er is een andere aanwijzing in het briefje dat op de werkelijke datum duidt. De zin; “Ik heb wel foto’s van haar gekregen zoals van jullie allemaal,” is alleen logisch voor de periode voor kerst 1969, omdat tot die kerst hij niets anders “kreeg” dan foto’s van “Freiburg” en zijn familie. Vanaf kerst 1969 kreeg hij bezoek van zijn familie en kreeg hij via hun meer foto’s van “Freiburg” die geen toestemming kreeg om hem te bezoeken. Gezien de precieze manier waarop Hess zich uitdrukt in die zin kan deze alleen geschreven zijn voor 24 december 1969. Geschreven in augustus 1987 raakt deze zin kant noch wal.


Ten slotte; de aanhef van de brief; “Geschreven een paar minuten voor mijn dood,” komt niet overeen met de precieze manier van uitdrukken van Hess. Als hij het briefje werkelijk vlak voor zijn geplande “zelfmoord” had geschreven zou hij zeker een zin gekozen hebben specifiek verwijzend naar zelfmoord bijvoorbeeld “kort voor mijn vrijwillige terugtrekking uit het leven” of iets dergelijks, maar niet met het dubbelzinnige woord “dood” die de oorzaak van de dood open laat.


De familie van Hess die niet enkel zijn handschrift maar ook hemzelf kenden en die zijn zorgen tijdens zijn laatste jaren kenden weten dat dit zogenaamde “afscheidsbriefje” een truc is, grof en kwaadaardig.
Het kan nu geconcludeerd worden dat de “afscheidsbrief” die Hess bijna twintig jaar eerder schreef in afwachting van zijn dood, die toentertijd niet overhandigt was aan de familie, gebruikt was voor de vervalsing van 1987. Voor dit doel was de tekst met moderne middelen overgezet naar de achterkant van een brief die Hess recentelijk van zijn familie had ontvangen. De censuur stempel “Geallieerde Gevangenis Spandau,” die normaal gesproken zonder uitzondering op ieder inkomend stuk papier dat hij kreeg gedurende meer dan 40 jaar aanwezig, was opvallend afwezig op de brief gericht aan Hess van 20 juli 1987. Ten slotte bevatte de zogenaamde “afscheidsbrief” geen datum, dit was in tegenstelling tot de gewoonte van Hess om op alles wat hij schreef de datum te zetten. De originele datum was dus duidelijk weggelaten.


Moord, niet zelfmoord



Op basis van het autopsie rapport van Professor Spann, de beedigde verklaringen van de Tunesische medewerker en de Zuid Afrikaanse advocaat evenals de zogenaamde “afscheidsbrief is te concluderen dat de dood van Rudolf Hess in de middag van 17 augustus 1987 geen zelfmoord maar moord was.


Ondanks dat de Amerikaanse autoriteiten officieel de leiding hadden over de geallieerde militaire gevangenis in Berlijn-Spandau in 1987 is het noemenswaardig dat Britse burgers een belangrijke rol speelden in de laatste akte van het Hess drama. De Amerikaanse directeur, meneer Keane, kreeg van de Britten enkel toestemming om de familie te bellen en te informeren over de dood van Rudolf nadien was zijn enige taak om zijn mond dicht te houden.


Om samen te vatten:
  • De twee mannen die de Tunesische medewerker Melaouhi zag in Amerikaanse uniforms, die zeer waarschijnlijk de moordenaars van Hess waren, waren van een Brits SAS regiment.
  • De dood werd vastgesteld in het Britse militaire ziekenhuis waar Hess naartoe was gebracht in een Britse ambulance.
  • De overlijdensakte was ondertekend door Brits militair personeel.
  • De autopsie werd uitgevoerd door een Britse patholoog.
  • De Britse gevangenis directeur, meneer Antony Le Tissier, coördineerde de directe vernietiging van alle het werkelijke verhaal vertellende bewijs, zoals de elektriciteitskabel, het tuinhuisje enzovoorts.
  • De beambtes van het Special Investigation Branch (SIB) die de dood onderzochten waren allemaal Britse burgers en stonden onder het gezag van een Britse majoor.
  • De zogenaamde “afscheidsbrief” werd zogenaamd twee dagen later door een Britse officier gevonden in de zak van de jas van Hess en werd onderzocht door een Brits laboratorium.
  • Meneer Allan Green, de Britse directeur van Publieke rechtsvervolging, hield een onderzoek naar de dood van Hess door Scotland Yard tegen. Die hadden aanbevolen om een “volledig moordonderzoek” te doen nadat er vele tegenstrijdigheden waren gevonden.
Rudolf Hess pleegde geen zelfmoord op 17 augustus 1987 zoals de Britse overheid beweert. De hoeveelheid bewijs dat er is toont juist aan dat Britse ambtenaren, handelend op hoog bevel, Hess vermoord hebben.


Een misdaad tegen de waarheid



Dezelfde overheid die geprobeerd had hem als zondebok voor hun misdaden te gebruiken en die bijna een halve eeuw resoluut had geprobeerd de waarheid te onderdrukken rondom de Hess affaire schrok uiteindelijk niet terug voor moord om Hess en de waarheid de mond te snoeren. De moord van Hess was niet alleen een misdaad tegen een fragiele oude man, maar een misdaad tegen de historische waarheid. Het was een logische laatste stap van een officieel Brits complot dat aanving in 1941 bij het begin van de Hess affaire.


Men kan er zeker van zijn dat dit complot niet succesvol zal zijn. De moord van Rudolf Hess zal niet, zoals ze hopen, voor eeuwig een gesloten boek van de Hess bestanden blijven.


De geschiedenis en gerechtigheid zullen Rudolf Hess vrij spreken. Zijn moed in het riskeren van zijn leven voor de vrede, het lange onrecht dat hij moest verduren en zijn martelaarschap zullen niet vergeten worden. Hij zal gezuiverd worden van de beschuldigingen en zijn laatste woorden op het Neurenberg proces: “Ik heb nergens spijt van!” zullen voor altijd herinnerd worden.


Geen opmerkingen:

Een reactie posten